Vertaling

Hoedenliedjes uit de oude doos

Hoedje van papier 

Citaat uit Wikipedia:
Een twee drie vier, hoedje van papier is een volksliedje dat tegenwoordig wordt gezongen als kinderliedje. Het liedje is hoogstwaarschijnlijk ontstaan rond 1830, het verwijst naar de politieke omstandigheden van die tijd.
Datering en herkomst
Het liedje is waarschijnlijk ontstaan ten tijde van de Belgische revolutie in 1830.
Koning Willem I werd in 1830 verworpen als vorst door de Zuidelijke Nederlanden en op op 4 oktober 1830 riep het voorlopig bewind de onafhankelijkheid uit. Nederland stuurde een leger om de opstand de kop in te drukken. Een groot aantal dienstplichtigen moest snel een uniform krijgen. Omdat er niet genoeg reguliere hoeden waren ('sjako's' van vilt en leer), kregen de plattelandsschutters er een van perkamentachtig papier. Dit is het bekende 'hoedje van papier'.
Volgens het Legermuseum in Delft is de melodie van het lied in elk geval gebaseerd op een militaire trommars, maar wie het lied uiteindelijk van tekst heeft voorzien is niet bekend. Het lied vertoont een kleine overeenkomst met de melodie het Duitse volks- en kinderlied 'Hänschen klein', in het Nederlands het kinderliedje 'Alles blij maakt de mei' (r. 5 en 6 zijn op dezelfde melodie als r. 5 en 6 van 'Hoedje van papier').
De oudste vermelding in de Nederlandse Liederenbank van het Meertens Instituut, stamt uit 1894. Het liedboek Nederlandsche Baker- en Kinderrijmen van J. v. Vloten (eerste druk: 1871), vermeld als incipit 'Een, twee, drie, vier, hoedje van, hoedje van / één, twee, drie, vier, hoedje van papier' en noemt het liedje een danslied.



Tekst
Een twee drie vier, hoedje van, hoedje van,
een twee drie vier, hoedje van papier.
Heb je dan geen hoedje meer
maak er een van bordpapier,
een twee drie vier, hoedje van papier.

Een twee drie vier, hoedje van, hoedje van,
een twee drie vier, hoedje van papier.
Als het hoedje dan niet past,
zet het in de glazenkast,
een twee drie vier, hoedje van papier.
Vijf, zes, zeven, acht
ik sta op wacht, ik sta op wacht.
Vijf, zes, zeven, acht. Ik sta op wacht.

Negen en tien
heb je mijn hoed, heb je mijn hoed?
Negen en tien, heb je mijn hoed gezien?

Met mijn hoedje in mijn hand
zo ga ik naar Disneyland,
één, twee, drie, vier, hoedje van papier.




En nog enkele liedjes over een hoed:


De hoge hoed 

Er was een lelijke meneer, waar niemand graag naar keek
omdat ie met z'n scheef gezicht een slechte kerel leek
maar, toen 'ie op een goeie dag ook graag een meisje kreeg
toen maakte 'ie, om mooi te zijn, z'n hele spaarpot leeg
voor een hoge hoed, voor een hoge hoed

Hij liep een kleine winkel in en kocht een hoge dop
toen even nog naar den barbier, die knapte 'm wat op
door steegjes snapte 'ie naar huis, z'n hoed bracht 'm van streek
het was of iedereen 'm zag, en spottend naar 'm keek
om z'n hoge hoed, om z'n hoge hoed

Eerst ging die naar z'n moeder toe, en vroeg hoe of ze 't vond
die zei, omdat ze van 'm hield, dat hem zoiets wel stond
maar toen ze 'm zo opgeruimd er mee op straat zag gaan
toen keek ze 'm verlegen aan en ging voor 't raam vandaan
om z'n hoge hoed, om z'n hoge hoed

Toen vroeg 'ie aan z'n beste vrind, hoe die er over dacht
die zei: 'Jij wordt nog met dat ding naar 't gekkenhuis gebracht
jouw kop is voor zoiets te lomp, te pokkig en te boers'
toen dacht die lelijke meneer: 'M'n vrind wordt al jaloers
op m'n hoge hoed, op m'n hoge hoed'

Maar hij ging naar 't meisje toe waarmee 'ie trouwen wou
hij dacht dat zij hem nou misschien niet lelijk vinden zou
eerst liep 'ie nog een straatje rond, bleef hier en daar wat staan
toen sloop 'ie 't stoepje schuchter op, en belde zachtjes aan
met z'n hoge hoed, met z'n hoge hoed

Z'n meisje keek door 't raampje heen, en lachte in de gang
maar niemand kwam 'm open doen, toen werd 'ie rood en bang
hij zag haar, gillend van de lach, weer in de kamer gaan
ze liet die lelijke meneer toen op 't stoepje staan
om z'n hoge hoed, om z'n hoge hoed








Met een veer op z'n hoed 

Met een veer op z'n hoed en een olijke snoet
trekt Sepp'l langs berg en langs dal.
O, hij voelt zich hier blij, als een vogel zo vrij,
want de lucht houdt hem sterk boven al.
Hij zingt tot zijn ganzen, hij zingt tot z'n geit,
dit leventje wil hij z'n leven niet kwijt.
Met een veer op z'n hoed en een olijke snoet
trekt Sepp'l langs berg en langs dal.

Refrein:
Ti-ri-di-jé, hol-dri-é; hol-dri-o,
hol-dri-é, hol-dri-o; hol-dri-é,
hol-dri-o, la-di-jé, ti-ri-di-jé,
hol-dri-o, hol-dri-é, joech hé!

Met een veer op z'n hoed en een olijke snoet
trekt Sepp'l langs berg en langs dal.
Als hij tuurt naar beneé, roept hij vrolijk: 'Joech hé.'
Naar het meisje bij de waterval.
Dat aardige blondje aanbidt hem toch zo,
zij jodelt hem toe van: 'Joech hé, hol-dri-o!'
Met een veer op z'n hoed en een olijke snoet
trekt Sepp'l langs berg en langs dal.

Refrein:

'Ja, die veer op z'n hoed, staat Sepp'l zo goed',
denkt 't aardige meisje in 't dal.
Als hij ziet, hoe zij bukt, voor hem Edelweiss plukt,
bloost hij even van 't vreemde geval.
Dan......klimt zij naar boven, naar Sepp'l's plateau,
plots werpt hij z'n hoed in de lucht: 'Hol-dri-o!'
Zonder veer, zonder hoed, maar met dankbaar gemoed,
zijn beiden 't gelukkigst van al.






Ben je Boos?


Ben je boos? Pluk een roos, 
zet hem op je hoed, 
dan ben je morgen weer goed! 








Klaas Krentje

Kijk, kijk daar komt Klaas Krentje 

dat is me toch een ventje!Op z’n kop
draagt ie een hoge dop,
en daarop een muts en daarop een pet,
en daarop nog drie paar hoedjes,
en vraag je hem: ”Klaas, wat betekent dat toch?”

draagt ie een hoge dop, 
en daarop een muts en daarop een pet,
en daarop nog drie paar hoedjes,
en vraag je hem: 'Klaas, wat betekent dat toch?'







Moriaantje

Moriaantje zo zwart als roet
ging uit wandelen zonder hoed,
maar de zon scheen op zijn bolletje, 
daarom droeg hij een parasolletje.

Parasolletje vloog in de lucht,
parasolletje kwam nooit meer terug.
Toen hij bij zijn moeder kwam,
kreeg hij een dikke boterham,
maar die lustte hij niet meer.

Want zijn bolletje deed zo zeer.








Scoutingliedje

Mijn hoed, die had vier deuken,
vier deuken had mijn hoed.
En had hij niet vier deuken,
dan was het niet mijn hoed!







In Den Haag daar woont een graaf 

In Den Haag daar woont een graaf en zijn zoon heet Jantje. 
Als je vraagt: Waar woont je pa? 
Dan wijst hij met zijn handje. 
Met zijn vingertje en zijn duim, 
op zijn hoed draagt hij een pluim, 
aan zijn arm een mandje. 
Dag, mijn lieve Jantje







In de winkel van Sinkel

In de winkel van Sinkel is alles te koop, 
hoeden en petten 
en dames corsetten, 
drop om te snoepen 
en pillen om te poepen





Driekoningenlied


Driekoningen, Driekoningen geef mij een nieuwe hoed
mijn oude is versleten
mijn moeder mag het niet weten
mijn vader heeft het geld op de rooster geteld.







Poëzieversje

Een ooievaar op hoge poten,
viste letters uit de sloten.
Een worm met een hoge hoed en veer,
zette die letters netjes neer.
Een uil met geleerd gezicht,
schreef met die letters dit gedicht.
Een leeuw gaf, door eens flink te brullen,
aan die letters mooie krullen.
En een varken met een lange snuit,
blies toen pardoes dit versje uit.
Mocht je dit alles niet geloven?
Dan is het nog welletjes bij je daarboven.








Rosa, Rosa, bloemen op je hoed

Rosa, Rosa, bloemen op je hoed
alle mooie meisjes zijn zo zoet,
Rosa wil je dansen met mij.





Marimarions

Wij zijn rijke, rijke, rijke
marione marionetten,
wij zijn rijke, rijke, rijke
marimarions.

Wij zijn arme, arme, arme
marione marionetten,
wij zijn arme, arme, arme
marimarions.

'k Zou zo graag uw dochter hebben
marione marionetten,
'k zou zo graag uw dochter hebben
marimarions.

Wat zou jij mijn dochter geven
marione marionetten,
wat zou jij mijn dochter geven
marimarions.

Warme broodjes met chocolade
marione marionetten,
warme broodjes met chocolade
marimarions.

Hoe zul jij mijn dochter kleden
marione marionetten,
hoe zul jij mijn dochter kleden
marimarions.

Strooien hoed met polka-veren
marione marionetten,
strooien hoed met polka-veren
marimarions.

Dan mag jij mijn dochter hebben
marione marionetten,
dan mag jij mijn dochter hebben
marimarions.